van waar die zucht?

Van waar die zucht

dit zooitje lucht

dat over daken scheurt

en in mijn boom

tot stilstand komt?


Het slaat stille kracht aan stukken

duwt fragmenten langs de pannen

tot ze klepperend gieren

en iedere kruin bevruchten.


Ik ben naar het raam gegaan

om de vrucht van deze tocht

te zien. Wat is het dat

zelfs mijn gordijn

met alles toch potdicht

stiekempjes ademhaalt?


Niets dat in mijn boomkruin hangt

behalve dan die ene

verfomfaaide duif

die in een takjesoksel schuilt.


Ik trof mezelf daarnet

in stukken aan in bed

tracht voor de nacht verstrijkt

opnieuw, aaneen, te hechten.


Zijn het oer-zieleroerselen

van zee, een dansje wagend

op koppen van golven

tot ze schuimkragend

het land op, langs deuren jagen

om een antwoord op hun vragen?


Die onmetelijke wereldpijn

die na een vol jaar

slalommend schaken

merkt terug te zijn op het begin

van het wereldbord?


Het is een tomeloze klacht

ouder dan wij mensheid

waarop stilte volgt.

Is het schaak? Schaakmat?

Ik maak mij op voor een herhaling

van zetten.


<