Sprookje van de geboorte van jij bent de allermooiste ooit
Hij viel op een dag van een richel twee gaten in zijn kop.
Zij vond hem, ging instinctief naar ijs op zoek om de wonden te koelen en te
stelpen. Zij werd in de weken die volgden blind verliefd.
Warm van zijn intense onstopbaar geril en gekreun.
Het stopte toen ze na ijs van de gletscher twee kristallen in de gaten duwde.
Ze wist niet meer of ze dit uit wanhoop, meligheid of uit een onhandige poging
tot medeleven ten uitvoer had gebracht. Ze was net als hij die dag uit haar
gewone doen.
Ze had de stenen op de tast in de bedding van de beek gevoeld, die onder de gletscher uitsijpelde. Toen ze deze in haar palmen hield benamen ze haar een kort moment de adem.
Die nacht sliep hij zeldzaam en bijzonder vast. Iets van ongekende omvang
was in zijn kop begonnen. Sommige kristallen verstaan de kunst te kunnen
helen. Deze twee waren bijzonder helder, zo zou weldra blijken. Zij weefden
wat al niet aaneen totdat het domweg werkte. Temidden van het wonder dat
zich hier voltrok voorzagen de kristallen voor zichzelf de beste plek, waar ze
zich tevreden nestelden. Ze holden en bolden, al naar gelang de instructies die
ze vanaf die nacht van breinswege kregen.
Zij schrok de ochtend erna wakker omdat hij met een vinger teder haar
contouren natrok. "Wat doe je" riep ze giechelig. "Ik bewonder je, ik zie nu
wat ik altijd voelde."
Wat hij daar sprak was werkelijk zo buitenaards dat ze besloot op haar rug te
komen liggen. "Wat bedoel je nou?" Ze merkte aan de afstand van zijn stem
daarnet, en nu, bij het horen van zijn adem, dat hij al die tijd aandachtig met
zijn kop boven haar hing. Dat gaf een heel apart gevoel.
Kort daarna zagen de woorden: "Jij bent de allermooiste ooit" voor het eerst
op deze aarde het licht. Lucht gaf krimp. Stilte hield het voor gezien.
Wind kwam tot leven om de woorden mee te tronen en ze in heinde en verre te zingen. Zon en maan besloten eensgezind om op gezette tijden uit te dijen,
zichtbaar laag boven de horizon. Bloemen kleurden, sterrenlicht trilt er tot op
vandaag nog altijd ietsje van en zelfs de regen boog voor deze onvergetelijke
zin. "Jij bent mijn redder" verzuchtte hij er blij aan toe, waarop zij gloeide en hij lachte.
Vanaf toen nam hij haar kop veel vaker teder bij de hand en noemde het haar
lieve hoofd. Zij noemden elkaar nog veel meer namen. Wanneer zij zich
voldoende ineengestrengeld wisten rolden zij de helling af, tot hun lijven de
sensatie van zachtheid van de laag gelegen grassen voelden. Daar zouden zij
voortaan vertoeven. Hun toekomst zag er rooskleurig uit.
Alle kinderen die zij maakten hadden betoverende ogen, zoals je ze
tegenwoordig zelden, meestal nog maar eens in een heel leven ziet…