Ik vind je niet

Ik ben uit de tijd gevallen

vind mezelf bij een steen.

Bomen fronzen naar die man

getorpedeerd hierheen.

Weet de steen waarvandaan

ik kom of het pad terug erheen?


Wanneer ben ik en waar?

Ik geboor hier -zevenenveertig jaar-

kruip als een razende naar

houvast maar vind er geen.

Betast het gras waarop ik kniel

ruik aarde om me heen.

Doorklief tegelijkertijd schizofreen

de ruimte als een satelliet.


Ik vind je handen niet om aan te vatten

je lippen niet om aan te hangen.

Je ogen niet om door te zakken

ik vind je adem niet om door te pakken.


Onverstaanbaar lawaait wind.

Geen vogel die een veer na laat

of vos insect die in grond of bast

een teken kerft. Geen bloem die wenkt.

Alleen naar stilte van de megaliet terug.

Is het een graf poort offerplek?


Ik vind je handen niet om aan te vatten

je lippen niet om aan te hangen.

Je ogen niet om door te zakken

ik vind je adem niet om door te pakken.


Zonder klank jank ik ik ben een raadsel

blad in wind losgeslagen spaak

zoek duizelig van rondjes mijn wiel.

Iets onnoemelijks moet worden uitgedreven

bij elke meter die ik maak.





>

<